Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AS3150

Datum uitspraak2005-01-12
Datum gepubliceerd2005-01-19
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200406683/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 16 december 2003 heeft de gemeenteraad van Oosterhout het bestemmingsplan "Duigendreef" vastgesteld.


Uitspraak

200406683/2. Datum uitspraak: 12 januari 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: [verzoeker], wonend te Oosterhout, en het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 16 december 2003 heeft de gemeenteraad van Oosterhout het bestemmingsplan "Duigendreef" vastgesteld. Bij besluit van 6 juli 2004, nummer 967316, heeft verweerder beslist over de goedkeuring van dit plan. Tegen dit besluit heeft verzoeker bij brief van 11 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op 11 augustus 2004, beroep ingesteld. Bij brief van 11 augustus 2004, bij de Raad van State ingekomen op 11 augustus 2004, heeft verzoeker de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 december 2004, waar verzoeker, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. A.J.A.M. van de Laar, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is mr. M.W.J.G.M. Mutsaers-Swinkels, ambtenaar van de gemeente, daar gehoord namens de gemeenteraad. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    Het plan maakt de bouw van 20 woningen mogelijk op een voormalig bedrijventerrein.    Verweerder heeft het plan goedgekeurd. 2.3.    Het verzoek heeft betrekking op het plandeel dat voorziet in de aanleg van een verkeersontsluiting - het zogenoemde [locatie] - langs de woning van verzoeker en op de bouw van een woning grenzend aan de tuin van verzoeker. 2.4.    Verzoeker vreest met name dat het pad gebruikt zal worden als sluiproute door scholieren van het nabij gelegen Hanzecollege waardoor hij geluidoverlast van brommers zal ondervinden. De Voorzitter acht de vrees van verzoeker niet zonder grond. Ter zitting is evenwel aannemelijk gemaakt dat maatregelen zullen worden getroffen die het gebruik als sluiproute tegengaan, doch het gebruik als calamiteitenroute in stand laten. Voorts is de projectontwikkelaar bereid het pad smaller uit te voeren en beplanting en een afscheiding aan te brengen.    Wat betreft de te bouwen woning is gebleken dat de huidige projectontwikkelaar bereid is tegemoet te komen aan de wensen van verzoeker door de bouwhoogte te beperken tot 3 meter. Voor het overige is niet aannemelijk gemaakt dat aan de bouw van de woning aanmerkelijke bezwaren verbonden zijn. 2.5.    Gelet op het voorgaande ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door dr. D. Dolman, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E. de Groot, ambtenaar van Staat. w.g. Dolman    w.g. De Groot Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2005.